Je ziet het aan het licht. Het is helder en zacht tegelijk. Er ligt een witte waas over het gras. Het water in de vijver beweegt niet. Heel voorzichtig glijdt een eend op het ijs en zakt er dan doorheen.
Mijn ouders vonden het een goed idee om in de winter in een caravan in de tuin te wonen. We hadden een huis gekocht, maar dat was nog niet af. Je hebt eerst niet door hoe erg het is. In de herfst zijn er nog mooie warme dagen, die als vakantie voelen. ’s Avonds stook je een vuurtje, je trekt binnen een extra trui aan. Maar er komt een dag dat je thuiskomt van school en je jas aanhoudt. Je moet een sinterklaassurprise maken, maar dat gaat niet met handschoenen aan. En als je wakker wordt, blaas je wolkjes in de lucht. Douchen moest onder de tuinslang. Tenminste, zo deed mijn vader het. Hij hing de slang in de boom, kleedde zich in de voortent uit en rende dan op zijn slippers onder de straal door. Dan zeepte hij zich in en rende nog twee keer door het water. “Klaar!”, riep hij. “Zie je wel dat je gewoon kunt douchen?” Ik ging wel naar oma.
Vorst komt altijd onverwacht. Je hoort het wel in het weerbericht, maar je kunt het niet geloven. Het is vandaag nog zo’n mooie zonnige dag. Tien graden en nog warmer als je uit de wind staat. Het is morgen echt geen winter.
Als we gingen eten, was het bestek te koud om vast te pakken. En de thee kon je veel sneller opdrinken dan je gewend was. Als ik ging slapen, maakten we eerst een bed van de tafel en de banken. Dat was wel warm, want daar hadden we net nog op gezeten. De bril van de wc in de caravan was dan weer ijskoud. Ik hield het op tot school als ik ’s ochtends moest plassen.
Met mijn hand veeg ik de damp van het raam in de badkamer. Na het opstaan ben ik meteen gaan douchen, mijn voeten waren zo koud. Ik draaide de straal zo heet dat ik helemaal rood werd en nu gloei ik na. Ik zie dat het gras wit is, het raam op de auto bevroren. De winter is prachtig, maar alleen als je warm binnen kunt zitten.
—
Ik volg deze winter het Schrijfcafé van Jan van Mersbergen. Dit stuk is tijdens de zesde en laatste bijeenkomst geschreven. Opdracht: beschrijf een gedachtegang over kou, in de eerste persoon enkelvoud. Er was ook een tweede opdracht, maar deze is (nog) niet publicatiewaardig.