Ik was een bètapuber. De vakken wiskunde B, biologie, scheikunde en natuurkunde vormden mijn natuurlijke habitat. Dat was geen school, dat was feest. En oh, wat droomde ik ervan om ooit iets te ontdekken en een eigen wet te krijgen. Echt, toen ik vijftien, zestien jaar was, was dat hoe ik mijn toekomst zag. Een briljant geleerde, met eigen onderzoek, wet en uiteindelijk de Nobelprijs.
Ik ben geen bètapuber meer. Ik besloot tijdens mijn eindexamen eens gek te doen en me in te schrijven voor de studie Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ik huwde een dokter en belandde uiteindelijk in deze sabbatical in Ottawa. Mijn eigen wet en de Nobelprijs leken eindeloos ver weg.
Vanwege de winter die komende is had ik nieuwe truien nodig. José en Koosje Jans wilden wel mee naar de mall en daar liepen we de ene kledingzaak na de andere in. Maar ze hadden alleen hoodies en die wilde ik niet. Want dat ziet er wel tof uit, maar zo’n nekprop in m’n jas vind ik niks. Na tig hippe en uiteindelijk ook minder hippe winkels zagen we in een donker hoekje van de mall nog één kledingzaak. Ik liep naar de mannenafdeling, zag niks en zocht José en Koosje Jans. Nergens te vinden. Ik liep de zaak uit, niks. Ik liep de zaak weer in, ook niks. Ik belde José en hoorde de telefoon bij de pashokjes overgaan.
“Ja, ik keek even bij de dames- en de kinderkleding en Koosje Jans en ik moeten even passen.” Ik had het kunnen weten. Zo gaat het altijd. Heb ik iets nodig, komen we terug met spullen voor José. Is José hard op zoek naar een paar schoenen, vinden we voor Koosje Jans een jurk. En zo liepen we met tassen vol kleding voor José en Koosje Jans naar buiten. Want ik had truien nodig.
Maar bleef ik met lege handen achter? Nee, ik heb nu de Wet van Tijmen: x+y zoeken iets voor x, y koopt iets voor zichzelf. Het is nu wachten op de Nobelprijs.