Koosje Jans houdt van helpen. Of zoals ze het zelf zegt: “Ik voorzorg graag mensen.”
Dus toen zowel José als ik op Boxing Day ziek werd, had Koosje Jans de tijd van haar leven. Ze bracht me een appeltje, hielp José met thee zetten en toen we allebei op bed lagen, kwam ze ons over de bol aaien, steeds herhalend hoe rustig ze wel kon zijn als wij ziek zijn. “Ik ben nu niet druk, hè, papa? Ik ben nu rustig, hè, mama? Ik kan heel goed zelf spelen, hè? Heb je nog iets nodig, mama? Zal ik je nog even aaien, papa?” Kortom, betere mantelzorg konden we ons niet wensen.
De volgende dag ging het met ons alweer iets beter, maar beter waren we nog niet. Koosje Jans zei dat ze wel een ontbijtje op bed kon maken. En hoewel wij al een ontplofte keuken en gutsend bloed door een te scherp broodmes voor ons zagen, waren we te brak om haar tegen te houden.
We hoorden haar wat dingetjes pakken, de kraan ging open, de kraan ging dicht en ze kwam alweer naar boven! “Ik kan natuurlijk nog niet zelf brood snijden, maar ik heb water meegenomen en drie stuks fruit! Een banaan, een appel en een citroen. Ik wil de banaan.”
Toen ik snel riep dat ik de appel wilde, keek José een beetje zuur.